Brand in de Grote Kerk
Toren en kerkorgel in as
Op 11 september 1618 om ongeveer één uur in de middag zorgt een onzorgvuldige klusjesman voor een grote brand in de Grote of Maria Magdalenakerk. Het dak, de toren en het middeleeuwse kerkorgel gaan allen verloren in de vlammen.
De Grote Kerk is voortgekomen uit een dorpskerk die vermoedelijk in het midden van de twaalfde eeuw werd gebouwd. De bouw van de kerk in zijn huidige vorm begint rond 1455. De stad wil een driebeukige hallenkerk, net als die van Gouda. Later gaat men echter over naar de basilicale vorm, in 1506 begint men met de bouw van het dwarsschip en het schip. De kerk is gewijd aan Sint Maria Magdalena, die ook stadspatrones van Goes is.
De brand ontstaat tijdens werkzaamheden aan het dak. Het verhaal staat in detail beschreven in de archieven van Goes. Hans Henricxsz was van overheidswege aangewezen om klusjes aan de kerk te verrichten. Hij krijgt de opdracht de goten te stoppen, na een zware storm is er namelijk een lekkage in de kerk.
Na het solderen van de lekkende goten, laat Hans de schaliedekker de vuurpot op het dak achter. Terwijl de klusjesman van zijn lunch geniet gaat het mis. Het is prachtig weer die dag, maar door de trek rond het hoge gebouw gaat de wind met de vuurpot aan de haal. In korte tijd staat het gehele dak van de kerk in lichterlaaie. De schaliedekker ziet de vlammen en neemt de benen.
Reddeloos verloren
Eenmaal in brand is het houten plafond reddeloos verloren. De brand treft vooral het schip. Het bouwen van een stenen gewelf was hier in de middeleeuwen achterwege gebleven. Brandspuiten zijn er nog niet, dus met emmers water is blussen bijna onmogelijk. De vele toegesnelde burgers op deze marktdag kunnen niet voorkomen dat in drie uur tijd de kerk grotendeels afbrandt. De toren, in die tijd staat deze aan de westzijde van de kerk, stort in.
Een sterke wind had zomaar voor een tweede stadsbrand kunnen zorgen. Gelukkig blijft de brand beperkt tot het kerkgebouw en de toren.
Door de stenen gewelven blijft het interieur van het koor grotendeels gespaard. Helaas kan het middeleeuwse kerkorgel, wat in het westelijk deel van de kerk is geplaatst, niet worden gered.
Herbouw
In datzelfde jaar nog begint de herbouw van de kerk die in 1621 is voltooid. De toren wordt niet herbouwd, maar het bouwwerk krijgt een nieuwe kleine klokkentoren midden op het gewelf. De werkzaamheden worden betaald uit belastingen op bier en wijn. Het oude kerkorgel is nog niet vervangen als de kerk weer open gaat. In die tijd is orgelspel tijdens het zingen niet toegestaan en mag het orgel alleen voor en na de preek bespeeld worden. Een nieuwe synode in 1641 maakte het orgelspel weer mogelijk. Als gevolg wordt in 1643 het nieuwe orgel, van de Haarlemse orgelmaker Willem Diaken, in gebruik genomen.
Bij de herbouw worden enkele nieuwe gebrandschilderde ramen aangebracht. Glasschrijver Pieter van Meldert krijgt de opdracht een raam te ontwerpen met daarop afgebeeld hoe de kerk in vlammen opging en hoe de burgerij zich beijverd had de brand te blussen met emmers, ladders, tobben, sleden en schuiten met water. De ramen worden echter in 1795 bij de komst van de Fransen verwijderd en zijn daarna nooit meer teruggevonden. Alleen een ontwerptekening van het raam is bewaard gebleven. De volgende tekst was op het raam te lezen:
De eerste twee versregels verklaren de datum en tijdstip van de ramp, de twee laatste duiden het begin van de herbouw aan.
Meer branden bij de Goese kerk
Op 24 februari 1804 ontstaat er nogmaals brand in de kerktoren. Dit keer is de oorzaak blikseminslag of zoals de krant vermeld: “…tengevolge van het hemelvuur tijdens een zwaar onweder”. Deze brand is gelukkig snel onder controle. Een brand in een winkelpand in de Lange Kerkstraat zorgt half de jaren 1990 nog voor spannende momenten als doorslag dreigt richting de kerk.

(Collectie Zeeuws Archief)