Stadsbrand van Goes
Kwart van de toenmalige stad verloren
De stadsbrand van 1554 hoort tot de grootste branden die Goes ooit geteisterd hebben. Bij deze grote brand op 18 mei 1554 gaat ongeveer een kwart van de toenmalige bebouwing in de binnenstad en haven van Goes verloren.
In de loop van de 15de eeuw ontstaat er in Goes een belangrijke zoutindustrie in het havengebied. Daarmee wordt er aan honderden mensen werk verschaft. Voor de zoutproductie wordt gedroogde, zilte veen verbrand. De as wordt vervolgens met zeewater gemengd en ingekookt. Dat gebeurt in simpele houten gebouwtjes, de zogeheten zoutketen. Deze Goese zoutketen bevinden zich buiten de stadsmuren, aan de noordzijde van de haven. De keten hebben een grote ketel die van onderaf verwarmd wordt door een gedeeltelijk afgesloten vuur. In totaal zijn er 81 keten in het Goese havengebied.
Van zoutkeet naar binnenstad
In 1554 ontstaat er een brand in een van de zoutketen op de Oostzelke. De brand slaat over naar naastgelegen bouwwerken en uiteindelijk naar de stad. De oorzaak van de snelle uitbreiding van de brand is voornamelijk als gevolg van een sterke noordoostenwind die de vonken van de brandende zoutkeet over de stad verspreid. De brandschade concentreert zich in het noordelijk en westelijk gedeelte van de stad. Onder andere de huizen aan de Turfkade worden volledig in de as gelegd. Ook de watermolen en het Kruisbroedersklooster veranderen in as.
De meeste huizen zijn van hout en bedekt met stro of dakspanen. Vandaar dat de brand hierdoor erg moeilijk te blussen is. Zeker niet met de blusmiddelen van toen, brandemmers en natte lappen. Onder andere de van brandbaar materiaal opgebouwde huizen in combinatie met de smalle straten zorgen voor een vuurstorm. Zo een vuurstorm kan uiteindelijk grote delen van een stad platbranden.
De oorzaak van de brand blijft onbekend. Maar tijdens de herbouw van de binnenstad in 1555 prijkt er op een woning aan de Opril een gedicht waaruit blijkt dat de brand een straf voor de zondige inwoners geweest moet zijn.
Na de brand stelt keizer Karel V de stad Goes tijdelijk vrij van belastingheffing, zodat er aan het herstel van de stad gewerkt kan worden. Door de brand verliest Goes veel van zijn middeleeuws stratenplan. Bij de opbouw wordt een aantal afgebrande panden niet herbouwd, onder meer ter verbreding van smalle straatjes.
Maatregelen
De brand zorgt voor nieuwe wetgeving en subsidies voor brandveilig bouwen. Nieuwe huizen worden daardoor steeds vaker in baksteen gebouwd. Daken mogen niet meer “week” zijn, maar moeten met “schalien gedekt” zijn. Ook wordt er door het stadsbestuur een nachtwacht ingesteld die de burgerij kan alarmeren met de brandklok. Daarnaast moet bij brand, van elk gezin, een persoon komen helpen met het blussen met emmers water. Om te voorkomen dat de brand overslaat, worden huizen naast brandende huizen gesloopt. De stad Goes vergoedt achteraf gelukkig de schade. Althans, als het betreffende huis nog niet is afgebrand, in dat geval draaien de bewoners zelf op voor de kosten van een nieuw huis. Als kan worden bewezen waar de brand is ontstaan, dan worden de eigenaren zelfs opgepakt.
In 1991 publiceert tekenaar Rien Poortvliet ‘De Tresoor‘, een boek over het vermoedelijke leven van de Goesenaar Jacob Jansz Poortvliet in de periode van voor de 80-jarige Oorlog. In het boek wordt ook de brandpreventie in de stad besproken en wordt de stadsbrand in beeld gebracht.