Brandweer in oorlogstijd
1940 – 1949: bommen op Goes
De dreiging van de oorlog is voor de gemeente Goes reden om fors te investeren in de brandweer. In tegenstelling tot Middelburg blijft het in Goes relatief rustig tijdens de Tweede Wereldoorlog. We volgen de Goese brandweerorganisatie in de oorlogsjaren van 1940 tot 1949.
Met de Tweede Wereldoorlog voor de deur krijgt de brandweer er een taak bij, namelijk luchtbescherming. In de oorlogsvoering worden brandbommen op zeer grote schaal gebruikt. Om de schade te maximaliseren worden brandbommen vaak voorafgegaan door zware explosieven zodat de daken van de gebouwen weggeblazen worden. Door de ravage in de straten wordt ook de toegang voor de brandweer bemoeilijkt. Reden voor de brandweer om zich goed voor te bereiden.
Huisbrandweer
De gemeente roept de burgers op om een kleine huisbrandweer in te richten. Huishoudens moeten een behoorlijke hoeveelheid zand en een schop paraat hebben, een emmer water en een vuurzweep. Een vuurzweep is een stok met daaraan doeken of dweilen, hiermee kan een beginnende brand snel gedoofd worden. Het zand is nodig om een brandbom te blussen, deze kan namelijk niet met water geblust worden. Vanwege de kans op luchtaanvallen mogen er op zolder geen brandbare stoffen aanwezig zijn.
Eind jaren 1930 heeft de brandweer in Goes al fors geïnvesteerd in materieel vanwege de oorlogsdreiging. Als de oorlog daadwerkelijk uitbreekt, heeft de stadsbrandweer twee autospuiten en twee slangenwagens in dienst. Deze worden bemenst door 47 brandgasten en vijf man directie. Het materieel staat verspreid door de stad, hierdoor wordt voorkomen dan één bom het volledige korps buiten dienst kan zetten. De in 1939 aangeschafte Ford-Kronenburg autospuit staat bij machinist Willeboer thuis aan de Schengestraat 23. De chauffeurs van de brandweer worden dan nog machinisten genoemd. De oude spuit, een Studebaker met Bikkers pomp, staat aan de Oostsingel in de schuur van Zandee. In 1941 worden beide spuiten weer in de kazerne aan de Beestenmarkt geplaatst.
Op aanraden van de luchtbeschermingsdienst worden er nog meer attributen aangeschaft. De brandweer krijgt onder andere gasmaskers, extra blusapparaten, lampen, zandzakken en ongeveer twintig slangenbruggen. De manschappen krijgen zelfs waterdichte kleding uitgereikt.
Bommen op Goes
Op 10 mei 1940 begint de oorlog. Bij bombardementen op de spoorlijn ontstaat er schade aan huizen bij de Kloetingschenweg en de M.A.de Ruijterlaan. Ook worden er diverse woningen aan de Oude Singel en Julianastraat gebombardeerd. Er zijn naast zes doden en ook diverse gewonden te betreuren. Er is bovendien veel materiële schade. Ook aan de Oostsingel en op de Kaden is er schade, voornamelijk gesprongen ruiten.
Naast de twee ziekenhuizen ‘Het Gasthuis’ en ‘St. Joanna’ zijn ook twee scholen ingericht als noodhospitaal.
Op 14 mei 1940 valt het Duitse leger Zeeland binnen. Nadat Rotterdam na zware bombardementen was gevallen, probeert Zeeland, gesteund door het Franse leger, de vijand bij Kapelle tegen te houden. Helaas mislukt dit en lijden de Fransen zware verliezen.
Op 16 mei wordt Goes bezet door de Duitsers. De dag erna vinden er meer stevige bombardementen plaats in Zeeland. Vooral Middelburg krijgt het zwaar te verduren, een groot deel van de binnenstad ligt in puin en staat grotendeels in brand. De Goese brandweer assisteert de Walcherse spuiten bij de blus- en reddingswerkzaamheden. In de stad Goes blijft het tijdens de oorlogsjaren relatief rustig voor de brandweer.
Boerderijbranden aan de Jacobpolder
Op 19 maart 1944 om 3.45 uur meldt een Duitser van de Marechaussee op de Sloedam dat er een grote brand woedt in de boerderij van Van Nieuwenhuize in de nabijgelegen Jacobpolder. Op het terrein van de boerderij staan barakken van de Duitse weermacht. De autospuiten van Goes en Middelburg worden ter plaatse gevraagd. Er is geen waterleiding in de polder dus moeten de spuiten van open water afleggen. Een hele uitdaging gezien er landmijnen in het omliggende land liggen. De schuur brandt tot de grond toe af, maar met vier stralen kunnen de twee korpsen brandoverslag naar de woning en barakken voorkomen. Om 15.00 uur gaat de Goese spuit nog een keer daar om de nabluswerkzaamheden van de Middelburgse collega’s over te nemen. De brand blijkt ontstaan in de provisorische badinrichting van de Duitsers.
In de voormiddag van 2 oktober rukt Goes alweer uit naar diezelfde Jacobpolder te ’s Heer Arendskerke. Nu staat de schuur van boer Van Gorsel in brand. Ook brandweer Middelburg komt weer ter plaatse met een trekker en motorspuit. Het woonhuis wordt behouden, maar de schuur met inventaris gaat helaas verloren. De oorzaak van de brand is onbekend.
Bevrijding
In september 1944 start de Engelse luchtmacht met aanvallen op de bezetters. Kolonnes legervoertuigen worden van de weg geschoten en vormen zo een file van wrakken langs de wegen. De Goese brandweer helpt met het opruimen van zo een dertig wrakken op de Rijksweg tussen Lewedorp en Goes.
In de nacht van de bevrijding wordt er nog hard gevochten. Granaten vernielen tien huizen in de Piccardtstraat. Terugtrekkende Duitse troepen brengen veel vernielen aan, zoals aan de sluis bij het Goese Sas. Intussen worden in de haven drie schepen in brand gestoken. De ‘Hollandsche Hoeve’, die als munitiedepot wordt gebruikt, gaat in vlammen op. Maar ook woedt er die nacht brand in de ‘Christelijke Bewaarschool’ aan de Westwal en het pakhuis van ‘Franken en Van Weel’ in de Poel. Ook ‘Garage Spelier’ aan de Koepoort heeft brandschade door Duits toedoen.
Op 29 oktober 1944 hebben de Duitsers uiteindelijk Goes verlaten en wordt de stad bevrijd door de Canadezen, dit gebeurt gelukkig zonder bombardementen.
De brandweer in Kloetinge zit nog wel met een groot ongemak zo aan het eind van de oorlog. De spuit van het korps is namelijk door de Duitsers naar Walcheren gebracht. Zo is de dorpsbrandweer hierdoor bijna een jaar lang aangewezen op de spuiten uit de buurgemeenten.
Materieel
In 1948 wordt het materieel van de Goese brandweer gecontroleerd door de districtsinspecteur voor het brandweerwezen. De stadsbrandweer heeft dan, naast een mechanische ladder van 15 meter, een Ford-Kronenburg autospuit en een Studebaker-Bikkers autospuit. De Kronenburg blijkt in goede staat te verkeren en kan volgens de inspecteur nog jaren mee. De Studebaker is echter “bedrijfsonzeker” en van “te geringe capaciteit”. Een nieuw voertuig komt op de begroting voor 1950 te staan.
Met de mechanische ladder is het nog slechter gesteld. De tweewielige mechanische ladder is ongeschikt voor gebruik en wordt zelfs als gevaarlijk bestempeld. Datzelfde jaar wordt er een nieuwe mechanische ladder aangekocht.
Na de oorlogsjaren voorzien Wolphaartsdijk en ‘s-Heer Arendskerke hun brandweer van nieuwe verrijdbare motorspuiten. In Arendskerke wordt een jaar later ook een Bedford brandweerwagen gestald als trekker voor de motorspuit. Het is een oud legervoertuig. Na de oorlog worden namelijk veel oude legervoertuigen opgekocht en omgebouwd tot autospuit of materiaalwagen voor de brandweer. Ook de korpsen Goes en Kloetinge krijgen zo een brandweerwagen op dumpchassis.
Eerste aflegsysteem
Bij de verandering van het materieel is er ook behoefte aan een nieuwe taakverdeling. Er bestaat nog geen Nederlandse richtlijn, maar als basis wordt een Duitse rolverdeling vertaald naar een ‘Voorschrift Afleggen’. De bevelvoerder heeft de leiding. De machinist wordt de pompbediener genoemd, de manschappen worden verdeeld in aanvalsploeg, waterploeg, slangenploeg en ordonnans. Een bluseenheid bestaat uit negen man.
Na de wederopbouw van het land, volgen er ook ontwikkelingen in het brandweerwezen. Zo worden hogedrukpompen, schuim- en poederblussing geïntroduceerd. In Goes worden er plannen gemaakt voor een nieuwe kazerne in de stad.