Brand der Stoommeelfabriek De Vos
Naastgelegen Gasthuis ontruimd
In 1888 is er brand in de grote stoommeelfabriek van de firma Wed J.H.C. Kakebeeke aan de Oostwal, achter de Sint Jacobsstraat. Het complex heeft als naam De Vos, maar in de volksmond spreekt men van de Stijfselfabriek. Het is een van de grootste branden die de stad ooit heeft gekend.
De fabriek is gebouwd op de plaats waar in 1770 al Rosmolen De Vos staat. Deze boekweitmolen wordt in 1850 verkocht aan entrepreneur Kakebeeke uit Goes. In 1856 verbouwt hij de door paarden aangedreven molen tot een stoommeelfabriek, pellerij en grutterij. De fabriek wordt fors uitgebreid in 1867. In 1882 worden twee ijzeren stoomketels bijgeplaatst met een vermogen van 80 paardenkracht.
In de winter van 1888 ontstaat er op een koude zaterdagavond brand in de fabriek. Rond half 12 worden de Goesenaren uit hun eerste slaap opgeschrikt door geroep van omwonenden: “Brand, brand in ’t fabriek”. Snel volgt het luiden van de brandklok. De stad is in rep en roer. De spuiten worden gemobiliseerd en de lantarens in de omgeving worden aangestoken.
Stofexplosie
De brand is begonnen in een zogenaamde meelreiniger, vermoedelijk door een stofexplosie. Deze houten machines staan in de builzaal van de fabriek. Twee knechten zijn hier nog op dit late uur aan het werk. Een bluspoging van de twee heeft geen resultaat. Snel ontvluchten ze het gebouw en nemen de andere zeven werknemers die elders in het gebouw werkzaam zijn mee naar buiten. Het vuur slaat snel over naar de andere zalen van de fabriek. Stoommeelfabriek De Vos is een van de grootste meelfabrieken in Nederland. Het kolossale bouwwerk staat in korte tijd totaal in lichterlaaie met torenhoge vlammen.
In het begin is er onduidelijkheid of de stoomketel wel drukloos is gemaakt. Het ontploffen van deze tank zou namelijk levensgevaarlijk zijn voor omstanders en de hulpverleners. Maar de machinist van de fabriek, de heer de Wolf, heeft voor het ontvluchten de ketel nog drukloos gemaakt. Ander personeel kan daarnaast nog snel de boeken en de inhoud van de kluis veilig stellen.
Al snel blijkt dat blussen geen zin heeft. De brandweer zet al zijn energie in op het voorkomen van brandoverslag. Vooral het naastgelegen Gasthuis moet worden beschermd tegen de vlammen. Verdieping na verdieping van De Vos stort uiteindelijk ineen. De hittestraling is zo hoog dat de manschappen het door de warmte niet kunnen uithouden. De vlammen verlichten de hele binnenstad van Goes.
De gemeentelijke politie, rijkspolitie en schutterij bewaken de orde, maar ze hebben weinig klagen. Ondanks dat de hele stad is uitgelopen is het muisstil, alleen de pompslagen van de brandspuit en het knetteren van het vuur zijn hoorbaar.
Ontruiming
Uit voorzorg wordt het naastgelegen Gasthuis ontruimd. Zo ook de 100-jarige Nelletje Oostakker die deze avond haar verjaardag heeft gevierd. Café Hartman op de Grote Markt wordt tijdelijk als bejaardenhuis ingericht. De bedgebonden inwoners van het Gasthuis worden in het Weeshuis opgevangen. Ook tientallen particuliere woningen in de omgeving van de fabriek worden uit voorzorg ontruimd.
De Goese brandweer is met vier spuiten en 400 man ter plaatse, het brandpiket van de schutterij met 50 man. Ze krijgen versterking van nog eens vier spuiten uit omliggende gemeenten.
Na vier uur is de complete fabriek ingestort en is de kans op overslag naar de belendende percelen geweken. Maar het na- en afblussen van de puinhoop duurt nog tot acht uur de volgende avond. In totaal zijn de spuitgasten meer dan 20 uur, bijna onafgebroken aan het werk om de brand te bedwingen. Maar ook de volgende dag zijn er twee spuiten nog in gebruik voor de nablussing, nu zijn deze bediend door het personeel van de fabriek. Zelfs vier dagen later, als de resten worden opgeruimd, staat er nog een spuit stand-by.
Schade
De stoommeelfabriek is totaal verwoest, alleen de machinekamer staat nog deels overeind. Meer dan vijf duizend kuub tarwe en acht duizend balen bloem gaan verloren. De schade aan het Gasthuis blijft gelukkig beperkt en de oudjes kunnen de volgende dag weer terug naar huis. Het schadebedrag is volgens de krant: “Eenige tonnen gouds”, generale brandmeester Liebert heeft het in zijn rapportage over 450 duizend gulden. Maar de ramp voor de stad is veel groter. Meer dan 50 gezinnen verdienen hun brood dankzij de fabriek. Maar ook schippers zijn afhankelijk van het vervoer van de tarwe en bloem.
De brand wordt in de kerkdiensten die zondag nog eens herdacht en dank aan de hulpverleners wordt uitgesproken.
Premie
Het weekend na de brand inspecteren Burgemeester en Wethouders van Goes het brandweermaterieel wat tamelijk geleden heeft onder de brand. Twee spuiten worden ter reparatie verzonden, de rest blijkt spic en span. Als dank stellen de eigenaren, de gemeente en de verzekeringsmaatschappijen gezamenlijk een beloning beschikbaar voor de brandweermannen, per spuit zo een 150 gulden. Ook de drie gemeenten die assistentie verleenden krijgen een premie, elk 25 gulden.
Plannen voor herbouw van de fabriek worden wel gemaakt. De directie beloofd zelfs een eigen stoombrandspuit aan te schaffen. Maar de fabriek wordt uiteindelijk niet meer teruggebouwd. Een grote groep arbeiders raakt daardoor werkloos.
(collectie Gemeentearchief Goes)